Dagboek van een ex-topsporter!
15. Den trisé van Visé!
Nadat de zestig Texel uitdraaide op een nationale ramp (opgave aan
kilometer 35) zat ik een beetje in zak en as. 15 trainingsweken aan een
gemiddelde van 130km per week zag ik in een kleine 2h15’ door mijn neus
geboord.
Na 25 jaar lopen zou je voor minder de schoenen aan de wilgen hangen.
Dus zag ik me genoodzaakt om veertien dagen na de zestig een
marathonnetje te gaan lopen onder het motto, 15 weken trainen voor niets, die
vlieger gaat niet op hier!
Mijn oog viel op Visé. Ik kende die marathon want in 2005 werd ik er nog
6e in 2h25’.
En wijlen naar ginder. Ik was er goed op tijd, stond vlak aan het
centrum geparkeerd op 300m van de start en 150m van de finish. Perfect dus.
We hadden het natuurlijk kunnen weten, ik begrijp niet wat de weergoden
tegen me hebben, maar het werd alweer een snoeihete dag (29°). Het zweet stond
in mijn onderbroek nog voor ik met veters van mijn schoenen had gestrikt. Met
een dikke zevenhonderd man in onze kielzog en toppers als negenvoudig winnaar
Gérome, Collignon, de Ethiopiër Aman Gemeda begonnen we aan dit hete avontuur.
De eerste kilometer ging in 3’02” en ik hing bij de toppers. Waarom? Het is me
een raadsel en God zal me daar voor straffen. Na 1500m passeren we mijn wagen
en dat was de eerste keer dat ik er aan dacht om gewoon in te stappen en weer
naar huis te rijden. Na twee kilometer waren we nog dicht bij het centrum en
dat werd dan de tweede keer dat ik er aan dacht. En deze gedachte heeft dan nog
Ik loste al snel de rol, hing vierde en werd na 10km voorbijgestoken
door de eerste atleet. Dus hing ik vijfde en bad tot God dat deze ellende snel
zou eindigen. Aan kilometer 20 stond de onverlaat die het gewaagd had mij te
passeren te verkrampen op een brug. Exit onverlaat dus. Na kilometer 25 is het
weer van dattum. Een Hollander met een camel bag op zijn rug sukkelt me voorbij alsof hij net uit de oude
Britse serie “are you being served” is gestapt. Je kent hem wel, dat nichterige
typetje dat met 5 pence tussen zijn bilspleet door de winkelgangen flaneert.
Een inwendige vloek en als ik een drinkbus in de nabijheid had gehad dan
had ik een Steelske uitgevoerd zodat onze zuiderbuur zieltogend en met
gekrakkeleerde nekwervels in de Maas zou belanden.
Ik sukkel op het ellenlange gloeihete fietspad ergens in Maastricht en
vraag mezelf steeds af waarom ik kies voor deze debiele activiteit die men
sport noemt. Veel liever zou ik zondags op een veldcross gaan staan met een
plastiek bekertje Maes Pils in mijn hand spugend en joelend naar Wellens en co.
Of in een voetbaltribune beide middelvingers uitstekend naar Turkse supporters
om dan ’s maandagmorgen wakker te worden met een kater, twee tanden uit en een
blauw oog, tussen een ruitenwisser en twee buitenspiegels van een auto.
Maar goed, het is wat het is zou de coach zeggen, gewoon blijven bewegen
en doen alsof je neus bloedt.
Wis en waarachtig, zie ik daar aan kilometer 32 niet een rugzakje met
een Nederlander aan zwalpen, of is het een fata morgana? Toch niet. Rugzak
plat, Hollander plat. Ik kruip hem voorbij, we kruipen om ter snelst.
Zwaai maar met je handje zuiderbuur en wacht totdat België jullie
annexeert en Wallonië aan Frankrijk geeft.
Een dwaze fietser komt me vervoegen. Ik hang derde is zijn tijding en de
tweede hangt op 500m voor me zegt hij er flux bij. “Je kan hem nog pakken want
hij zit dood.”
Ik maak hem duidelijk dat het me geen éne reet kan schelen want dat hij
momenteel naast een levend lijk rijdt en terwijl ik deze zinsnede ten berde wil
gooien zie ik in de verte een Biafraans lichaam zichzelf een helling op hijsen.
Als ik duizend doden sterf, dan sterft hij er een miljoen. In een no-time sta
ik naast hem, we zijn aan kilometer 38. erop en erover, weliswaar niet zo snel
als ik het nu schrijf, maar tja, wat is snelheid in deze fase van doodgaan. En
het klopt, ik hang tweede. Collignon plakte al in de eerste fase van de
marathon ergens tegen de kademuur van de Maas.
Als tweede en acht kilo lichter kom ik aan in een lachwekkende tijd van
2h41’;
Het brengt me 750 euro op. Kan het nog gekker? Ik werd ooit Belgisch
kampioen 100km in 7h18’ en verdiende daarmee 1000 euro.
Slechte race, beestig afgezien, waarschijnlijk een dip die weken gaat
duren en dan nog geld verdienen ook. ’t Leven kan toch schoon zijn!
Marc Papanikitas
Vorige publicaties :
14 De
Vincent Rousseau van het ultralopen!
13. Van sporten krijg je warm!
5. Lenen bij B is lenen bij een vriend
3. Wil u even naar onze studio in Amsterdam komen …………